Nieuwsbrief 7 maart 2022

Date

Per 1 maart jl. heeft Eltjo Bethlehem afscheid genomen als Businessmanager van PEC. Lees hierbij zijn afscheidsinterview.

Het kan haast geen toeval zijn. Op de dag na het gesprek met Eltjo Bethlehem brengt de Volkskrant prominent een verhaal over een nieuwe toepassing in de agrarische sector. Het stuk gaat over het klimaatnegatief verbranden van kippenmest. In Moerdijk wordt op die manier groene stroom opgewekt. Kippenpoep! Vermomd als kleine korrels – niet te verwarren met couscous – vormt het de basis voor elektriciteit.

Stoppen geeft ruimte

Eltjo Bethlehem neemt afscheid van het Poultry Expertise Centre omdat hij de leeftijd van 65 heeft bereikt. “Maar waar iets stopt, komt er ruimte voor iets nieuws, dat geldt ook voor mij”, vindt hij. En dat geldt dus ook voor nieuwe technieken, ontstaan uit de uitdaging in de pluimveelsector door stikstofemissies. “Ik ben niet zo van het achteruit kijken. Natuurlijk is het goed en gezond om te reflecteren op waar je vandaan komt. Maar vooruitkijken vind ik interessanter. Ik wil met mijn Advies & Consultancybureau mooie nieuwe dingen gaan doen.” Misschien had hij het zelf liever willen bedenken, die innovatieve kippenpoepbrandstof.

“Natuurlijk zie ik ook wel dat de veehouderij te maken heeft met veel weerstand en negativiteit. Het kabinet wil dat we krimpen met 30 procent in de komende tien jaar. Dat is maar een getal. Wat bedoelen ze ermee? Productiekrimp? Vermindering van aantallen bedrijven? Van beschikbare oppervlakte? Of gaat het over een reductie van uitstoot?”

   
 

Goud in handen

Wat Eltjo wil zeggen: met de kennis en innovatiekracht die in de (pluim)veehouderij aanwezig is, is het mogelijk om te sturen en de toekomst van de sector ondanks alles mede vorm te geven. “Als je het goed beschouwt, hebben we het goud in handen. Natuurlijk zullen er bedrijven moeten stoppen, niet iedereen wil of kan innoveren. Maar ook voor die mensen geldt – net als voor mij – dat een al of niet noodgedwongen stop de ruimte geeft aan nieuwe ontwikkelingen in het leven.”

Het belooft dan ook een heel interessante tijd te worden, denkt Eltjo. “Decennia hebben we in de veehouderij gestuurd op vergroting van de efficiency: optimalisatie van de opbrengst. Nu verleggen we de focus. We sturen steeds meer op andere factoren, door slimmer en beter te werken. Want zeg nou zelf: het is toch eigenlijk van de gekke dat de introductie van de scharrelkip – om heel goede redenen van dierenwelzijn – uiteindelijk leidde tot de uitstoot van tien keer zoveel fijnstof?” 

Leefomgeving

“We moeten met onze sector bijdragen aan een betere leefomgeving voor mens en dier, met aandacht voor natuur en milieu en een beter dierenwelzijn. Hoe je het wendt of keert: onze samenleving heeft problemen met het vinden van woninglocaties en er zijn levensgrote problemen in de natuur. Als veehouderij kunnen wij bijdragen aan oplossingen. De pluimveesector produceert – qua footprint – het meest compact ten opzichte van andere veehouderijsectoren. Vergeet dat niet.”

Hij windt er geen doekjes om: “Duurzaamheid moet onze drijfveer zijn”. Hij kijkt naar Zweden, waar het roer al járen volledig en heel rigoreus om ging naar meer duurzame pluimveehouderij. Maar waar vervolgens het aantal boeren zo terugliep, dat Zweden zijn burgers nog onvoldoende van eigen dierlijke producten kan voorzien. Stikstof houdt niet op bij de grens, de productie en verkoop gaat ook over alle grenzen heen. “Het is nog wachten op oplossingen uit Europese samenwerking. Die is onvermijdelijk nodig door grote vragen te beantwoorden over de noodzaak voor elk land om in voedsel te kunnen voorzien. Het kan ook allemaal zoveel slimmer en beter door beter samen te werken, vindt hij.

En het soja-gebruik dan? Eltjo stipt even aan hoe diermeel als voedsel voor het vee niet meer toegestaan was als gevolg van de BSE-crisis in de jaren tachtig. “Diermeel maakte plaats voor soja, dat we goedkoop weghalen vanuit verre landen. De gezondheidsmaatregelen waren destijds terecht, maar nu zijn de nieuwe voorschriften verworden tot een harnas en een verdienmodel waardoor delen van oerwouden worden vervangen worden door sojaplantages. Dit terwijl we nu de kennis hebben om weer op een veilige manier diermeel te kunnen gebruiken. Het is als zo vaak: de wet- regelgeving sukkelt achter de kennisontwikkelingen aan. Datzelfde zien we bijvoorbeeld op het gebied van vaccinatie tegen MKZ (mond-en-klauwzeer) en vogelgriep. Tegenwoordig kunnen we vaccinvirussen prima detecteren; het gevaar dat we mensengriep en ‘vaccingriep’ met elkaar verwarren is nihil”.

 

   

Rentmeesterschap

Duurzaamheid past bij Eltjo, niet in het minst op basis van zijn levenshouding als christen, die medebepalend is voor hoe hij in zijn werk staat. “Veel veehouders – ook in het buitenland – kennen dat: het rentmeesterschap. Goed zorgen voor je land, de dieren en elkaar. In feite gaan we momenteel nog niet voldoende duurzaam om met al onze bronnen.

Geboren en getogen als hij is in Surhuisterveen (bij Drachten), is de oorsprong van zijn familie te vinden in het Friese Beetsterzwaag. “Daar staat nu nog steeds een kleine boerderij met de naam Bethlehem, vroeger direct naast het gelijknamige klooster. In de boerderij woonden vijf broers. Toen die in de Napoleontische tijd een naam moesten kiezen, koos één van de broers voor de naam Bethlehem. De anderen zochten hun toevlucht tot - zeg maar – een beetje roemloze namen zoals Van Dijk en Jansen. Niet dat ik daar iets tegen heb hoor: ik heb Van Dijks en Jansens onder mijn beste familie en vrienden. Maar ik vind Bethlehem mooier.”

Dokter Vlimmen

In Friesland groeide Eltjo op als kleinzoon van een ‘koeienboer’, zoals hij zegt. In die veehouderijfamilie en – omgeving kreeg hij de liefde voor dieren mee. “En vergeet Dokter Vlimmen niet. Dat boek – en de film eind jaren zeventig – over een plattelandspraktijk inspireerde me om diergeneeskunde in Utrecht te gaan studeren”. Als pas afgestudeerd veearts ging hij aanvankelijk het hele land door in de winter te assisteren bij de MKZ-entingscampagnes, op dat moment niet beseffend welke tragiek zou volgen nadat de vaccinaties verboden werden. Later werkte Eltjo als dierenarts in Hellevoetsluis, deels gezelschapsdieren, deels koeien. Toen hij vervolgens op een feestje in Utrecht Margriet ontmoette – zij werd later zijn vrouw – ging hij in Barneveld werken, bij de toenmalige praktijkschool, later PTC+, vervolgens Aeres en nu het PEC. Hij werkte in het management, en ook in trainingen met rundvee, gezelschapsdieren, paarden, varkens, pluimvee. En toen vervolgens het PEC ontstond in samenwerking met Aeres en de WUR en bedrijfsleven, verpandde hij zijn hart aan innovatie en onderzoek ten behoeve van de pluimveesector.

Diergezondheid en -welzijn lopen als een rode draad door zijn loopbaan; preventieve gezondheidszorg in het bijzonder. “Mijn primaire belangstelling ging niet zozeer uit naar het individuele dier, maar meer naar groepsgezondheid – ook het dier en haar producten als bron van voedsel voor de mens. Dat vind ik ook het mooie van de veehouders. Met hun vakmanschap zien, ruiken en horen ze hoe het met hun dieren is. Veterinair gezien wordt zo’n boer ondersteund door allerlei sensoren en technische indicatoren. Maar meestal zien en voelen ze zelf eerder dat er iets niet pluis is in hun kippenstal met 30.000 kippen. En dan gebruiken ze de apparatuur om te checken of ze het goed gezien hebben. Dát vakmanschap is indrukwekkend.”

   
 

Wereldvoedselprobleem

Uitgaande van de productiefactor zou het kunnen lijken alsof Eltjo het dier reduceert tot voedsel voor de mens. Daarmee geconfronteerd denkt hij even na. “Je gaat nu wel heel diep”. En dan zegt hij: “Natuurlijk is het zo dat met name de pluimveehouderij miljarden mensen toegang geeft tot goed en makkelijk verteerbaar eiwitrijk voedsel. Pluimveehouderij heeft zo ongeveer de kleinste footprint van de dierhouderij en draagt in de ontwikkelingslanden bij aan armoedebestrijding. De kip en het ei zijn een ongelooflijk complete bron van goede eiwitten. De pluimveehouderij draagt in belangrijke mate bij aan het verminderen van het wereldvoedselprobleem.”

“In de winkel liggen de schappen vol met plantaardige eiwitvervangers. Maar of de productie dáárvan altijd zo gunstig is, kun je je ook afvragen. Een leven lang in de wereld van de veehouderij heeft me geleerd dat veruit de meeste veehouders ook echte dierenliefhebbers zijn.” 

Crises

Eltjo zag en ervoer dat tijdens enkele crises in de veehouderij, die hij van dichtbij meemaakte. Hij noemt MKZ, de vogelgriep, varkenspest, de fipronilkwestie. Het waren niet alleen diergezondheids- en voedselcrises, maar ook sociaal-emotionele drama’s, waarbij families zwaar werden getroffen. Vanuit (dier)gezondheidsperspectief zijn het crises die op zichzelf nog wel te behappen zijn. Maar toen overheid en veehouderijsector vanuit hun rollen en belangen tegenover elkaar kwamen te staan sloeg de wanhoop toe. Vanuit het PEC hebben we nu de expertise opgebouwd dat we bij crises ook direct sociaalmaatschappelijke hulp kunnen inschakelen. De boeren, de sectororganisaties, overheid, handhavers en het expertisecentrum werken nu in tijden van crisis nauw samen. Dat hebben we gelukkig geleerd van het verleden. We zijn zorgvuldiger geworden, niet alleen technisch, maar ook in de zorg naar elkaar en de gezinnen die van de veehouderij afhankelijk zijn. Vergeet niet dat een boer 24 uur per dag met zijn onderneming en dieren bezig is, ook in de familiesituatie.”

Coaching, begeleiding en opleiding zijn cruciaal voor de toekomst van de sector, en voor iedere individuele veehouder, vindt Eltjo. Want de precisiekip is er al: de diervriendelijk grootgebracht kip die niet te veel en niet te weinig te eten krijgt. Precies op maat, individueel. Zuurstof, vocht, CO2, fijnstof en ammoniak en geluid worden in de leghennenstallen perfect gecontroleerd. “Alles draait om ‘finetuning’, de expertise in ons land groeit en steeds meer jonge mensen hebben interesse om dit vak op een in alle opzichten duurzame manier uit te oefenen.” “Dat maakt mij tot een optimistisch mens”