Risicopercepties nodig voor maatschappelijk debat over pluimveesector

De pluimveehouderij brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Kleine risico’s waar volop wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan. Mariska van Asselt, promovendus aan de Aeres Hogeschool en Wageningen Universiteit, besloot het over een andere boeg te gooien en onderzocht de risicopercepties van burgers, pluimveehouders en pluimveedierenartsen. Want we kunnen wel heel hard roepen dat het heel veilig is, als de burgers er niet gerust op zijn, wordt de pluimveehouderij niet maatschappelijk geaccepteerd. 5 vragen aan Van Asselt.

Waarom dit onderzoek?

‘De maatschappelijke weerstand tegen de grootschalige veeindustrie neemt toe. Pluimveebedrijven komen vaak in de media als er vogelgriep is, er met dioxine besmette eieren worden geleverd of als er Campylobacter (een bacterie die voedselinfectie kan veroorzaken) in vleeskuikens zit. Dit zijn nieuwswaardige incidenten die een eerlijke maatschappelijke discussie vaak in de weg zitten. In het onderzoek hebben we gekeken naar de risicopercepties van de verschillende stakeholders om te kijken waar de gedeelde waarden zitten om de groepen bij elkaar te brengen.’

Wat zijn de resultaten en hoe zijn die te verklaren?

‘De risicopercepties van burgers en pluimveehouders verschillen nogal. Voor burgers geldt dat vrije uitloop minder intensief is, dus denken ze dat het wel beter zal zijn. Kippen kunnen lekker scharrelen. Het is beter voor de kip en dan zal het ook beter zijn voor de mens. Pluimveehouders, over het algemeen, zien de vrije uitloop-kippen echter als een risico. Uit eigen ervaring weten ze dat er iets meer risico’s voor de gezondheid van mensen en kippen is, als kippen buiten kunnen lopen en scharrelen. Daarbij komen echter nog subjectieve gevoelens. De kans op vogelgriep is namelijk groter en als dat je bedrijf treft, dan zijn de economische gevolgen gigantisch. Die impact maakt het dat pluimveehouders het risico voor de volksgezondheid hoger inschatten dan de realiteit. De pluimveedierenartsen schatten de risico’s van de vrije uitloop ook hoger in dan je zou verwachten op basis van onderzoek. Wij verwachten dat het komt doordat deze dierenartsen denken in het belang van de veehouder en onder andere de economische gevolgen voor de veehouder meewegen in de inschatting van het risico voor de mens.

Is het wel mogelijk deze groepen te generaliseren?

‘Het is goed om te vermelden dat pluimveehouders, burgers en dierenartsen bijna niet in een groep zijn te vatten. Pluimveehouders met vrije uitloop-kippen die meer de focus leggen op dierenwelzijn en natuurlijk gedrag zijn vaker de risico-mening van de burger toebedeeld dan conventionele pluimveehouders. Voor burgers geldt dan hun morele waarden een grote rol spelen in het onderzoek. Burgers die vinden dat dieren goed behandeld moeten worden en die bijvoorbeeld ook minder vlees eten, zijn geneigd de risico’s van vrije uitloop-kippen veel lager in te schatten. Vrouwen zijn over het algemeen bezorgder over dierenwelzijn, opleidingsniveau speelt een rol en mensen uit de stad vinden de gevaren van indoorstallen hoger. Mensen die opgegroeid zijn op het platteland, maken zich sowieso al minder druk over de gevaren.’

Wat is je advies voor pluimveehouders n.a.v. dit onderzoek?

‘Pluimveehouders denken vaak dat als we burgers voorzien van meer kennis, dan zullen ze wel van mening veranderen, maar dat werkt vaak niet. Meningen worden namelijk ook sterk beïnvloed door onderliggende waarden. Mensen willen waarden wel wegen, maar helemaal opgeven is heel moeilijk. Accepteer dat dus en wees je als pluimveehouder ook bewust van je eigen waarden en belangen. Probeer daarin toch tegemoet te komen aan de burgers en ontwikkel op basis van kennis en waarden systemen die dichter bij ze staan. Rondeel en Kipster zijn mooie voorbeelden waarbij dat is gedaan. Burgers hebben percepties en het is goed te beseffen dat pluimveehouders ook niet compleet objectief de situaties inschatten. Je hebt als pluimveehouder meer kennis, maar ook jij hebt vooroordelen. De economische gevolgen spelen daarin altijd een rol. Als jij 10-15 jaar geleden een mooie stal hebt gebouwd die nog niet is afgeschreven en terugverdiend, dan kan je niet eens overstappen naar een uitloopsysteem.’

En wat wordt het vervolg?

‘Dit is onderdeel van een groter onderzoek over de afweging tussen dierenwelzijn en volksgezondheid. Het is een dilemma want de roep voor meer dierenwelzijn kan leiden tot verhoogde volksgezondheidsrisico’s. In dit onderzoek kijken we hoe die twee waarden conflicteren en hoe we daarmee om moeten gaan. We willen ook nog met burgers een pluimveestal bezoeken en ze daarover bevragen. Het complete onderzoek zal deze zomer hopelijk leiden tot mijn promotie.’

Mariska van Asselt is promovendus aan de Aeres Hogeschool en Wageningen Universiteit.