Nederland is leidend in de pluimvee-industrie, maar als land kunnen we het niet alleen. PEC zoekt daarom nadrukkelijk internationale allianties om kennis te verbreden en samen onderzoek uit te voeren. Jos Berkvens, senior strategie en economie bij de gemeente Barneveld, legt uit hoe ze dat aanpakken.
Er is te weinig massa in Nederland om het pluimvee-onderwijs en het pluimvee-onderzoek op hoog niveau te houden. Dat geldt voor alle landen eigenlijk. Toen wij PEC startten, hebben we dat gedaan vanuit het idee dat er te weinig aandacht voor opleiding en onderzoek was voor de pluimveesector. Dat is toen samen met overheidsfinanciering opgezet om het systeem weer op te bouwen, maar wil je het op den duur in stand houden, dan moet je massa creëren. En daarvoor is het buitenland heel belangrijk.
In Nederland zit de meeste kennis. Dat komt door decennia van goed onderzoek. Het grote voordeel daarbij is dat alles hier geconcentreerd zit in de regio. Het onderwijs en het bedrijfsleven zijn verweven met de pluimvee-industrie.
Wisselwerking
Toch zijn er ook zeker wel dingen die we van het buitenland kunnen leren. Zuid-Koreanen hebben bijvoorbeeld een applicatie ontwikkeld waarmee ze binnen 15 minuten kunnen beoordelen of er een vogelgriepvirus aanwezig is. Dat is voor elke pluimveeondernemer waardevol en scheelt ons weer veel onderzoektijd- en -geld om zelf zoiets te maken.
Dat het een wisselwerking is, blijkt wel uit de PEC e-learningmodules die we ontwikkelden samen met Aeres (mbo en hbo). In Zweden worden die modules getest en Zuid-Korea heeft zelfs het hele programma gekocht. De Koreanen hebben het vertaald en wat kleine dingen aangepast en die passen die lesstof nu gewoon toe.
Samen met Zweden zijn we ook aan het kijken naar alternatieven voor veevoer. Dat wordt nu veelal geïmporteerd vanuit Zuid-Amerika en is ontzettend milieubelastend. We kijken nu of we lokale eiwithoudende producten kunnen verbouwen. In Zweden hebben ze een wilde boon, die al wordt gebruikt in varkensvoer. We gaan onderzoeken of we die kunnen mengen met het bestaande kippenvoer. Ook het gebruik van insecten is een optie als veevoer die we samen onderzoeken.
Platform
Per land verschilt het contact dat we hebben, maar in elk land zoeken we wel naar een platform dat opereert met een soort regiefunctie in de pluimveesector. In Mexico werken we bijvoorbeeld met een consortium van bedrijven. Van daaruit werken we nu samen aan het opzetten van goed outbreak management bij het uitbreken van besmettelijk dierziektes zoals vogelgriep. In België en Duitsland hebben we meer contacten met standsorganisaties en kennisinstellingen. Veel van die contacten lopen al jaren via het oude PTC+. De Zweedse contacten hebben we met het Vreta Kluster – een combinatie van kennisinstellingen en bedrijven in de regio Östergöttland – dat we hebben leren kennen dankzij het EU-bureau van de regio FoodValley in Brussel.
Het is ons doel dat we over twee jaar op eigen benen staan en de basis van onze inkomsten moet dan ook echt komen uit de ontwikkeling en verkoop van onderwijsmodules, speciale trainingen e.d. In heel veel landen zakt de kennis weg, omdat per land de pluimveesector maar een kleine sector is, en vaak niet goed georganiseerd. Je moet wel samenwerken wil je verder komen in een markt die wereldwijd qua productie gigantisch groeit en moet blijven groeien om aan de vraag naar dierlijke eiwitten te blijven voldoen.
Jos Berkvens is senior Strategie & Economie bij de gemeente Barneveld.